De Dienst Toeslagen hoeft de private geldschuld van twee gedupeerde ouders in het kader van de hersteloperatie toeslagen niet over te nemen, omdat deze schuld niet opeisbaar was en er geen betalingsachterstanden waren. Voor de overname van een private schuld gelden de wettelijke voorwaarden dat deze schuld opeisbaar moet zijn en dat zogenoemde informele schulden, dus bedragen die zijn geleend van familie of vrienden bijvoorbeeld, moeten zijn vastgelegd in een notariële akte. Deze voorwaarden heeft de wetgever ‘dwingend in de wet geformuleerd' waarbij hij de gevolgen hiervan welbewust onder ogen heeft gezien en deze in zijn afweging heeft verdisconteerd. De bestuursrechter heeft dan geen ruimte om deze voorwaarden te toetsen aan bijvoorbeeld het evenredigheidsbeginsel. Dat heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld in twee uitspraken vandaag (15 mei 2024). Zij bevestigt hiermee eerdere uitspraken van de rechtbank Amsterdam die vorig jaar tot hetzelfde oordeel kwam.
Nieuwe start
De regeling voor het overnemen van private geldschulden van gedupeerde toeslagenouders is opgenomen in de Wet hersteloperatie toeslagen. De regeling is onderdeel van de zogenoemde schuldenaanpak, die is opgezet om gedupeerde ouders met schulden die zijn ontstaan of verergerd door de toeslagenproblematiek, te helpen bij het maken van een nieuwe start. Schuldovername houdt in dat de private schuld overgaat op de overheid. De gedupeerde ouder is daarmee van de schuld af. Voor de overname van een schuld gelden de voorwaarden dat die opeisbaar moet zijn en – als het gaat om zogenoemde informele schulden – moet zijn vastgelegd in een notariële akte.
Bestuursrechter mag voorwaarden niet toetsen aan evenredigheidsbeginsel
De Afdeling bestuursrechtspraak stelt in de uitspraak vast dat deze voorwaarden in een bepaling staan die dwingend is geformuleerd en die is opgenomen in een formele wet. Het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet staat eraan in de weg dat de bestuursrechter deze wettelijke bepaling toetst aan het evenredigheidsbeginsel, andere algemene rechtsbeginselen of het ongeschreven recht. De Afdeling bestuursrechtspraak komt tot de conclusie dat de wetgever bij de totstandkoming van de regeling nadrukkelijk heeft stilgestaan bij deze voorwaarden en zich rekenschap heeft gegeven van de drempel die dit in de praktijk voor gedupeerde ouders kan opwerpen en de gevolgen die dit voor hen kan hebben. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet hersteloperatie toeslagen blijkt dat de wetgever deze gevolgen welbewust onder ogen heeft gezien en deze in zijn afweging heeft verdisconteerd. Het stellen van deze voorwaarden aan het overnemen van private schulden en de praktische gevolgen voor gedupeerde ouders met schulden zijn daarmee in overeenstemming met de uitdrukkelijke wil van de wetgever. De bestuursrechter heeft daarom niet de ruimte om te oordelen dat deze voorwaarden zozeer in strijd komen met het evenredigheidsbeginsel, het gelijkheidsbeginsel of ander ongeschreven recht dat deze voorwaarden niet mogen worden toegepast. Het is aan de wetgever om deze beperkingen aan de overname van private schulden te veranderen als hij dat nodig vindt. De wetgever heeft met zoveel woorden onder ogen gezien dat dit tot situaties kan leiden die onrechtvaardig kunnen aanvoelen, aldus de Afdeling bestuursrechtspraak.
Bijzondere situaties
In deze twee zaken doet zich het niet voor, maar er zijn bijzondere situaties denkbaar waarin het vasthouden aan de eis van een notariële akte als bewijs voor het bestaan van een informele schuld zo onbillijk is dat de zogenoemde hardheidsclausule kan worden toegepast en de Dienst Toeslagen van de wet kan afwijken. Dat is bijvoorbeeld het geval als andere authentieke documenten het bestaan van een informele schuld aantonen.