Werk is niet alleen de sleutel tot een inkomen, werk zorgt ervoor dat mensen ook echt mee kunnen doen in de samenleving. Daarom heeft het kabinet komend jaar extra aandacht voor kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt. Voor gezinnen met kinderen komt extra financiële steun in de vorm van het kindgebonden budget. En in het algemeen gaan Nederlanders meer overhouden van iedere euro die binnenkomt. Daarmee wil het kabinet het aantrekkelijker maken om (meer) te gaan werken. Dat schrijven minister Koolmees en staatssecretaris Van Ark van Sociale Zaken en Werkgelegenheid in de beleidsagenda 2020 die met de begroting aan de Tweede Kamer is gestuurd.
De Nederlandse economie draait nog steeds goed en hoewel de werkloosheid iets stijgt, is de werkgelegenheid hoger dan ooit. Daardoor liggen er kansen om kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt extra te ondersteunen. Het kabinet maakt voor 2020-2021 in totaal 53 miljoen euro extra vrij om de arbeidsmarkt inclusiever te maken en mensen met een beperking te ondersteunen bij het vinden van een baan. Ook worden de regels rondom de Wajong per 1 januari 2020 eenvoudiger, zodat het voor Wajongers aantrekkelijker wordt om meer te gaan werken of onderwijs te volgen. En om te voorkomen dat mensen in de schulden komen, wil het kabinet bovendien dat gemeenten signalen over betalingsachterstanden kunnen gebruiken om in een vroeg stadium hulp te bieden. Staatssecretaris Van Ark stuurt hierover eind dit jaar een wetsvoorstel naar de Tweede Kamer.
Gezinnen met kinderen krijgen in 2020 een extra steun in de rug. Niet alleen wordt het kindgebonden budget in 2020 toch geïndexeerd ondanks een eerder besluit dat niet te doen. Het kabinet trekt bovendien structureel bijna 500 miljoen euro meer uit voor het kindgebonden budget. Zo’n 320.000 gezinnen krijgen er hierdoor gemiddeld bijna 1000 euro per jaar meer bij. Daarnaast krijgen bijna 300.000 meer gezinnen recht op kindgebonden budget. Gemiddeld gaan zij zo’n 600 euro per jaar ontvangen. Verder krijgen partners vanaf 1 juli 2020 na de geboorte van een kind vijf weken extra geboorteverlof, op te nemen in de eerste zes maanden na de bevalling.
De koopkracht van huishoudens stijgt het komende jaar in doorsnee 2,1% ten opzichte van 2019. Dit komt deels door een stijging van de lonen en deels door de belastingmaatregelen die het kabinet neemt, zoals de overgang naar een tweeschijvenstelsel in de inkomstenbelasting en de verhoging van de arbeidskorting en de algemene heffingskorting. Met 2,5 miljard euro aan lastenverlichting voor huishoudens wil het kabinet werken aantrekkelijker maken en ervoor zorgen dat mensen meer overhouden van wat er binnenkomt. Ook gepensioneerden en uitkeringsgerechtigden gaan erop vooruit: naar verwachting neemt hun koopkracht met 1,2% toe. Maar of iemand er in koopkracht op vooruit gaat of niet, hangt uiteindelijk meer af van veranderingen in zijn of haar persoonlijke situatie en van de ontwikkelingen van de economie.
De wereld verandert en de arbeidsmarkt ook. Door ontwikkelingen in de technologie, economie en samenleving is het de vraag of de bestaande regels op de arbeidsmarkt nog wel de gewenste doelen bereiken. Het kabinet wil de verschillen tussen vast en flexwerk en tussen werknemers en zelfstandigen zonder personeel verkleinen, en heeft daarin al belangrijke eerste stappen gezet. Met de Wet Arbeidsmarkt in balans, die op 1 januari 2020 ingaat, wordt het voor werkgevers aantrekkelijker om mensen een vast contract aan te bieden. En vanaf 1 januari 2020 komt er een verzekering voor kleine werkgevers die het financiële risico rondom loondoorbetaling bij ziekte opvangt en hen ontzorgt. Maar daarmee zijn we er nog niet. Minister Koolmees heeft de commissie Regulering van Werk, onder leiding van Hans Borstlap, daarom gevraagd na te denken over de regels en wetten van de arbeidsmarkt. Naar verwachting komt de commissie aan het einde van 2019 met haar advies.
Ondertussen zet het kabinet ook stappen om het verschil in fiscale behandeling tussen werknemers en zelfstandigen te verkleinen. Niet regels en kosten moeten bepalend zijn voor de vorm waarin de arbeid wordt verricht, maar de aard van het werk. Daarom verlaagt het kabinet de zelfstandigenaftrek. Deze gaat met stapjes van 250 euro naar beneden, tot een maximale aftrek van 5000 euro in 2028. In 2020 betekent dit dat de zelfstandigenaftrek maximaal 7030 euro wordt. Zelfstandigen worden hiervoor volledig gecompenseerd in 2020, 2021 en 2022. Het kabinet verhoogt namelijk de arbeidskorting. Mede hierdoor gaan zelfstandigen er komend jaar naar verwachting in doorsnee 2,0% op vooruit. De opbrengst van de verlaging van de zelfstandigenaftrek blijft ook na 2022 gereserveerd voor zelfstandigen. Het kabinet zet in totaal 600 miljoen euro opzij. In het pensioenakkoord is ook afgesproken om een verplichte verzekering voor arbeidsongeschiktheid voor zelfstandigen in te voeren. Werknemers zijn via hun arbeidscontract al verplicht verzekerd tegen arbeidsongeschiktheid. Het kabinet heeft aan de sociale partners gevraagd een voorstel te doen over hoe die verzekering eruit moet komen te zien.
Ook het pensioenstelsel sluit niet meer aan op de veranderde arbeidsmarkt en samenleving. Daarom zijn in het pensioenakkoord belangrijke afspraken gemaakt over een toekomstbestendige oudedagsvoorziening. De eerste merkbare maatregel is de AOW-leeftijd. Die blijft vanaf 2020 twee jaar op 66 jaar en vier maanden, en stijgt daarna minder snel dan volgens de huidige regels. Samen met werkgevers- en werknemersorganisaties werkt het kabinet de overige afspraken de komende periode uit.