Het aantal huishoudens met een laag inkomen is vorig jaar gestegen. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) komt dat voor een groot deel door de toestroom van Syrische vluchtelingen. Daarnaast zaten meer Nederlanders lange tijd in de bijstand.
In totaal 599.000 huishoudens moesten in 2017 rondkomen van een laag inkomen, 27.000 meer dan in het voorgaande jaar. Het aandeel huishoudens dat al meer dan vier jaar onder de lage-inkomensgrens verdient, is de afgelopen jaren ook toegenomen tot 8,2 procent.
Ruim een derde van die toename komt op het conto van vluchtelingen die sinds 2015 een verblijfsvergunning hebben gekregen. Zij zijn vaak afhankelijk van bijstandsuitkering, waardoor hun inkomen onder de grens voor risico op armoede ligt.
Daarnaast signaleert het CBS een toename van het aantal mensen dat langer dan vier jaar van weinig geld moet rondkomen. Het gaat bijvoorbeeld om Nederlanders die in de crisis hun baan hebben verloren en sindsdien geen nieuw werk hebben gevonden.
Dat probleem treft vooral mensen tussen de vijftig en 65 jaar. Deze leeftijdscategorie is dan ook oververtegenwoordigd bij de mensen die langdurig onder de lage-inkomensgrens leven. Bij mensen die de AOW-leeftijd zijn gepasseerd, is de kans op armoede juist het kleinst.
De scheidslijn voor een laag inkomen ligt volgens het CBS op op 1040 euro per maand voor een alleenstaande. Bij een paar met twee kinderen is die ondergrens 1960 euro per maand. Wie minder verdient, loopt volgens het statistiekbureau risico op armoede.